1. sayfa (Toplam 1 sayfa)

OEFENINGEN

Gönderilme zamanı: 25 Eki 2007, 15:13
gönderen Geluk
Oefening 1 - Welk woord hoort bij deze uitdrukking?

--------------------------------------------------------------------------------

1. Mijn broer woont ... kamers.

in
op
bij



2. Hij gaat meteen ... de slag.

aan
bij
met



3. Zij praat ... één stuk door.


met
aan
langs



4. Hij is ... adem.

in
boven
buiten



5. Hij heeft geen moeite ... lezen.

op
om
met



6. Hij rekent niet ... ons.

op
in
met



7. Zij vraagt niet ... ons.

na
naar
van



8. Daar wil hij een nachtje ... slapen.

over
aan
door



9. Hij houdt alles ... zich.

op
uit
voor



10. Jan heeft recht ... een uitkering.

op
met
aan





Oefening 2 - Wat betekent deze deze uitdrukking?

--------------------------------------------------------------------------------

11. Al doende leert men.

Door het te doen, leer je het vanzelf.
Door het te leren, doe je het vanzelf.
Doe maar iets.



12. Daar ben ik echt aan toe.

Daar luister ik wel naar.
Mijn oren zijn te groot.
Daar heb ik echt zin in.



13. Daar heeft u gelijk in.

Wat u zegt is waar.
Daar kunt u gelijk naar binnen.
Daar moet u gelijk betalen.



14. Daar moet ik een nachtje over slapen.

Ik heb niet goed geslapen.
Daar moet ik nog eens over nadenken.
Ik moet nog lang slapen.



15. Daar staat onze docent van te kijken.

Onze docent is er verbaasd over.
Onze docent kijkt daar naar.
Onze docent kijkt dat niet na.



16. Daar vind ik niets aan.

Ik weet niet waar ik ben.
Ik ken dat woord niet.
Dat vind ik niet leuk.



17. Daar weet ik geen raad mee.

Ik weet niet wat ik in die situatie moet doen.
Ik ken dat woord niet.
Ik weet niet waar ik ben.



18. Dat doet er niet toe.

Dat is niet belangrijk
Dat doet hij nooit.
Dat weet ik niet.


19. Dat doet Fatiha per ongeluk.

Dat doet Fatiha niet goed.
Fatiha krijgt een ongeluk.
Dat doet Fatiha zonder erbij na te denken.



20. Dat grapje loopt uit de hand.

Dat grapje gaat over een hand.
Dat grapje is niet leuk meer.
Dat grapje is om te lachen.




Oefening 3 - Vul het juiste woord in

--------------------------------------------------------------------------------

21. ... betekent niet spreken.
- Zacht
- Zwijgen
- Fluisteren




22. ... denkt dat het gaat regenen.
- Ik
- Jullie
- Men





23. ... en fruit zijn gezond.
- Eten
- Groente
- Chips






24. ... gaat de zon schijnen.
- Vanmiddag
- Vannacht
- Veranderd






25. ... gebruik je om te wassen.
- Borstel
- Doek
- Zeep






26. ... ik jouw boek even lenen?
- Zal
- Moet
- Mag





27. ... is er aan de hand?
- Waarom
- Waar
- Wat



28. ... jaar kwam ik naar Nederland.
- Vorig
- Volgend
- Volgens



29. ... kom ik je helpen.
- Nergens
- Natuurlijk
- Niets



30. ... meneer, mag ik er even bij?
- Stop
- Pardon
- Natuurlijk





KOLAY GELE

Re: OEFENINGEN

Gönderilme zamanı: 17 Şub 2008, 21:30
gönderen kretek_roken
Geluk yazdı:Oefening 1 - Welk woord hoort bij deze uitdrukking?

--------------------------------------------------------------------------------

1. Mijn broer woont .in.. kamers.

in
op
bij



2. Hij gaat meteen .aan.. de slag.

aan
bij
met



3. Zij praat ..langs. één stuk door.


met
aan
langs



4. Hij is .buiten.. adem.

in
boven
buiten



5. Hij heeft geen moeite .met.. lezen.

op
om
met



6. Hij rekent niet .met.. ons.

op
in
met



7. Zij vraagt niet .naar.. ons.

na
naar
van



8. Daar wil hij een nachtje .door.. slapen.

over
aan
door



9. Hij houdt alles .op.. zich.

op
uit
voor



10. Jan heeft recht ...op een uitkering.

op
met
aan





Oefening 2 - Wat betekent deze deze uitdrukking?

--------------------------------------------------------------------------------

11. Al doende leert men. =Door het te doen, leer je het vanzelf

Door het te doen, leer je het vanzelf.
Door het te leren, doe je het vanzelf.
Doe maar iets.



12. Daar ben ik echt aan toe. =Daar heb ik echt zin in.

Daar luister ik wel naar.
Mijn oren zijn te groot.
Daar heb ik echt zin in.



13. Daar heeft u gelijk in. =Wat u zegt is waar

Wat u zegt is waar.
Daar kunt u gelijk naar binnen.
Daar moet u gelijk betalen.



14. Daar moet ik een nachtje over slapen. =Daar moet ik nog eens over nadenken

Ik heb niet goed geslapen.
Daar moet ik nog eens over nadenken.
Ik moet nog lang slapen.



15. Daar staat onze docent van te kijken. =Onze docent kijkt daar naar

Onze docent is er verbaasd over.
Onze docent kijkt daar naar.
Onze docent kijkt dat niet na.



16. Daar vind ik niets aan.= Dat vind ik niet leuk.

Ik weet niet waar ik ben.
Ik ken dat woord niet.
Dat vind ik niet leuk.



17. Daar weet ik geen raad mee. =Ik weet niet wat ik in die situatie moet doen.

Ik weet niet wat ik in die situatie moet doen.
Ik ken dat woord niet.
Ik weet niet waar ik ben.



18. Dat doet er niet toe. =Dat is niet belangrijk of Dat doet hij nooit.(Bunda kararsiz kaldim)

Dat is niet belangrijk
Dat doet hij nooit.
Dat weet ik niet.


19. Dat doet Fatiha per ongeluk.= Dat doet Fatiha zonder erbij na te denken

Dat doet Fatiha niet goed.
Fatiha krijgt een ongeluk.
Dat doet Fatiha zonder erbij na te denken.



20. Dat grapje loopt uit de hand.=Dat grapje is niet leuk meer.

Dat grapje gaat over een hand.
Dat grapje is niet leuk meer.
Dat grapje is om te lachen.




Oefening 3 - Vul het juiste woord in

--------------------------------------------------------------------------------

21. .Zwijgen.. betekent niet spreken.
- Zacht
- Zwijgen
- Fluisteren




22. .Men.. denkt dat het gaat regenen.
- Ik
- Jullie
- Men





23. .Groente.. en fruit zijn gezond.
- Eten
- Groente
- Chips






24. Vanmiddag... gaat de zon schijnen.
- Vanmiddag
- Vannacht
- Veranderd






25. Zeep... gebruik je om te wassen.
- Borstel
- Doek
- Zeep






26. ..Mag. ik jouw boek even lenen?
- Zal
- Moet
- Mag





27. Wat... is er aan de hand?
- Waarom
- Waar
- Wat



28. Vorig... jaar kwam ik naar Nederland.
- Vorig
- Volgend
- Volgens



29.Natuurlijk ... kom ik je helpen.
- Nergens
- Natuurlijk
- Niets



30. .Pardon.. meneer, mag ik er even bij?
- Stop
- Pardon
- Natuurlijk





KOLAY GELE