2 Wat komt na vier? (vijf)
3 Wat staat achter A? (B)
4 Welke dag komt eerst,vrijdag of zaterdag? (vrijdag)
5 welke dag komt na woensdag? (donderdag)
6 welke dag komt voor zondag? (zaterdag)
7 wat is meer,vijf euro of tien euro? (tien euro)
8 waar woont u? (ik woon in türkey)
9 hoe heet u? (ik heet....)
10 wanneer gaat u naar nederland? (ik weet het niet)
11 is en moeder een man of een vrouw? (een vrouw)
12 is opa een man of een vrouw? (een man)
13 hoe noem je de vader van je moeder? (oma)
14 hoe noem je de vader van je moeder? (opa)
15 wat doe je met je benen? (lopen)
16 wat doe je met je ogen? (kijken)
17 wat doe je met je oren? (horen)
18 wat doe je met je modn? (praten)
19 hoe noem je iemand die niet kan zien? (blind)
20 hoe noem je iemand die niet kan horen? (doof)
21 wat doe je buiten aan als het koud is? (een jas)
22 wat doe je aan je voeten? (schoenen)
23 Een muts doe je op je...? (hoofd)
24 hoeveel poten heeft een tafel? (vier)
25 slapen doe je in een...? (bed)
26 wat doe je met een handoek? (af)drogen.
27 wat komt uit de kraan? (water)
28 wat doe je met een mes? (snijden)
29 wat doe je met een vork? (eten)
30 wat doe je met een beker? (drinken)
31 wat doe je met een pan? (koken)
32 wat doe je met een oven? (bakken)
33 wat is zoet,suiker of zout? (suiker)
34 waarvan wordt brood gebakken? (meel)
35 wat legt een kip? (een ei)
36 hoe ssmaakt haring? (zout)
37 welke kleur heeft een tomaat? (rood)
38 welke kleur heeft een melk? (wit)
39 welke kleur heeft een banaan? (geel)
40 welke kleur heeft een aardbei? (rood)
41 welke kleur heeft een sinaasappel? (oranje)
42 hoeveel wielen heeft een auto? (vier)
43 hoeveel wielen heeft een fiets? (twee)
44 zijn wielen rond of vierkant? (rond)
45 wat doe je met een auto? (rijden)
46 wat doe je met een boot? (varen)
47 wat zet je in een vaas? (bloemen)
48 wat doe je met een pen? (schrijven)
49 wat doe je met een schaar? (knippen)
50 wat heb je nodig om te strijken? (een strijkijzer)
basarılar herkeze
