Kennen= Kunnen=Weten

[gulnur55]

Kennen
Ik ken
Jij/u kent (Ken jij?)
Hij/zij kent

Wij kennen
Jullie kennen
Zij kennen

1. Hij kent zijn buurman niet.
2. Wij kennen allemaal ons nationaal volkslied.
3. Maria kent Vilvoorde niet: zij moet de weg vragen.
4. kent u de deze man?
5. Ken jij dit computerprogramma?



Kunnen
Ik kan
Jij kan
U kan/kunt
Hij/zij kan

Wij kunnen
Jullie kunnen
Zij kunnen

1. Wij kunnen al heel goed Nederlands spreken.
2. Ik kan deze oefening niet maken, want ze is te moeilijk.
3. kan jij goed koken?
4. kunnen jullie vandaag de auto wassen?
5. Mijn man kan heel goed strijken.



Weten
Ik weet
Jij/u weet
Hij/zij weet

Wij weten
Jullie weten
Zij weten


1. weet u waar het gemeentehuis is?
2. Ik weet niet meer waar ik mijn sleutels heb gelegd.
3. weet jij hoeveel kinderen hij heeft?
4. Wij weten niet wie de president van Senegal is.
5. Hij weet welk cadeau jij hebt gekocht.


Selecteer de juiste vorm

1. Wie is de man op de foto? Geen idee, ik ken hem niet.
2. kan je mij even helpen?
3. weet jij hoe je tomatensoep moet maken?
4. Mijn moeder kan niet goed auto rijden.
5. Waar is het postkantoor, AUB? Het spijt me, ik weet het niet.
6. weet jij hoe je couscous maakt?
7. Mijn vader draagt een bril, want hij kan niet goed zien.
8. Ik kan je nu niet helpen, want ik heb geen tijd.
9. ken jij de weg naar Mechelen?
10. ken jij de naam van de lerares?


Dit is Bruno. Bruno is in de klas.
Hij wacht op het resultaat van zijn examen. Hij wil het resultaat van zijn examen weten, maar hij is bang. Het examen is niet goed, denkt hij.
De leraar stelde moeilijke vragen: "weten jullie wat de langste rivier van Europa is?"
En: "weten jullie wie de president van Frankrijk is?"
En: "kunnen jullie noteren wat de hoofdstad van Albanië is?"
Bruno kent de antwoorden op deze vragen niet.
Bruno kan deze vragen niet beantwoorden.
Bruno is niet alleen bang voor het resultaat van zijn examen.
Bruno is ook bang voor zijn vader.
Hij kent zijn vader. Zijn vader is een strenge man.
Zijn vader zal boos zijn.
Zijn vader weet altijd alles beter.
Zijn vader kan niet begrijpen dat studeren niet simpel is.
Arme Bruno, hij weet niet wat hij moet doen.
Hij kan niet naar huis gaan met een slecht resultaat...

[zeyna]

tesekkurler